Van oudsher wordt er in boeren-samenlevingen in de herfst geslacht. Dat levert vlees aan de mensen tijdens de - vaak barre - wintermaanden en beperkt tegelijkertijd het aantal in die maanden te voeden dieren.
Traditioneel is de bijnaam voor de maand november ‘slachtmaand ’.
Slachttijd is vanouds een periode van overvloed voor de boeren. Er wordt flink geschranst voordat het vlees geweckt of ingevroren wordt. Men neemt het er eens flink van; ook al omdat het zware werk op het land voor een aantal maanden voorbij is en stil zal liggen tot het komend voorjaar.
Een geslacht varken of een (achtervoet van een) geslachte koe geldt als een teken van overvloed en als kenmerkend voor de herfstperiode, de maand november.
DÃÂe twee aspecten (overvloed en herfst) inspireerden de van oorsprong Duitse suikerbakkers in Amsterdam rond 1850 om van gemalen amandelen en suiker marsepeinen varken(tje)s, karbonaden, achtervoeten, kluifjes en pootjes te modelleren.
Rond die tijd was Nederland nog veel meer dan nu een boeren-samenleving en veel mensen in de stad hadden een boeren-achtergrond of boeren-familieleden. Het begrip ‘ slacht-tijd ’ zei de mensen toendertijd daardoor veel meer dan tegenwoordig. Dat geslachte varkens óók bij de suikerbakker lagen, zal ze daardoor enorm aangesproken hebben.